De ruppels papegaai, een stressgevoelige vogel

De ruppels papegaai, een stressgevoelige vogel

De Poicephalus ruppellii is de enige soort zonder ondersoorten. Deze vogels bewonen de droge gebieden van Angola en Namibië en hebben een schuwe aard.

Engels: Ruppels’s parrot

Duits: Ruppelpapagei

Wetenschappelijk: Poicephalus ruppellii

Beschrijving

De man is hoofdzakelijk donkerzwart-bruin, de oordekveren zijn weer zilverachtig grijs. De dekveren onder de vleugels en vleugelbochten zijn diepgeel. De dijen zijn oranjegeel, de bek grijsachtig zwart, de iris oranjerood en de poten bruinachtig grijs. De pop is gelijk aan de man, alleen heeft ze een heldere kobalt blauwe stuit. De onderbuik is mat kobaltblauw. Dit maakt de pop in geval van de ruppel’s een heel wat mooiere vogel ten opzichte van de man. Jonge vogels lijken op een pop met geel – bruine vleugelranden en bruine iris. Verder zijn ze matter van kleur. Na de eerste rui echter verdwijnt bij de jonge mannetjes deze blauwe kleur. Jonge poppen zijn over het algemeen iets intenser van kleur op de stuit dan jonge mannen. Volwassen vogels zijn circa 22- 23 cm groot en wegen ongeveer 120 gram.

Ondersoorten

Geen

Herkomst

Ruppels komen voornamelijk voor in droge wouden, vaak in de buurt van riviertjes of ander water. Ze zijn zeer schuw en laten zich maar zelden zien. Verder zijn de landen waar ze voorkomen zeer uitgestrekt en dun bevolkt. Het liefst houdt hij zich, net als de andere Poicephalussoorten op in schaduwrijke gebieden. Importvogels zijn vrij moeilijk te acclimatiseren, laat staan dat ze tot broeden overgaan. Ze sterven vaak door stress. Een tiental jaar geleden zijn er importen vanuit Zuid-Afrika binnengekomen, die daar gekweekt zijn en deze bleken iets minder stressgevoeliger te zijn. Er stierven er minder van en door deze import is er een bestand kunnen opgebouwd worden. Maar dit wil niet zeggen dat ze gemakkelijk kweken. Zelf heb ik een 8tal jaren geleden 3 paar ruppels gekocht bij een handelaar die import had binnengekregen van in gevangenschap gekweekte ruppels uit Zuid-Afrika. Allen waren gesloten geringd, natuurlijk waren er gevallen bij die een iets grotere ring aan hadden. Allen waren ze om het mooist. Groot, goed formaat en prachtige kleur. Maar toch oh zo schuw. Na aanschaf ben ik naar mijn dierenarts gegaan om de nodige testen te laten uitvoeren voor bek -en vederziekte. Na enkele weken ontving ik de uitslag: allen waren in orde. Mijn dierenarts zei me dat hij veel import ruppels onderzocht had en dat het heel merkwaardig was dat deze vogels het hier in ons land niet langer dan een jaar uithielden. Vele stierven. Van zulk antwoord was ik uiteraard even geschrokken. Maar ik had nu de vogels en ik zou er voor zorgen dat ik het tegendeel kon bewijzen. Met de juiste zorgen, voeding en huisvesting zou het wel lukken, tenslotte had ik toch 3 paren. Na een quarantaine periode van 4 weken die onmiddellijk na het dierenartsbezoek startte, werden de vogels in hun definitieve verblijven ondergebracht. Ik had draadkooien voorzien van 1.5 meter lang op 1 meter breed en 1 meter hoog. Aan de buitenkant was er een broedblok voorzien van 50 x 20 x 20 cm met een invlieggat van +/- 7 cm. In de nestblok was er een +/-8 cm houtkrollen laag voorzien met daarboven een bos dunne wilgentaken en stukjes fruitboomtakken. Deze knagen ze fijn en hierin leggen ze hun eieren. De luchtvochtigheid werd zo geregeld tot de voorziene luchtvochtigheid voor poicephalussen. Ze werden ondergebracht op een plaats waar de temperatuur niet onder 10 °C daalt en waar een luchtionisator staat die constant voor verse lucht toevoer zorgde. Aanvoer van lucht van buitenaf was ook mogelijk.

Zo verliepen er een aantal maanden waarin ik met volle teugen van mijn nieuwe aanwinsten genoot. Maar plots op een dag ontdekte ik bij mijn dagelijkse inspectie dat een van mijn ruppel mannen niet 100% tip top was. Ik besloot om hem een breedspectrum geneesmiddel te geven dat mijn dierenarts mij aanbeveelt. Het is een soort van vitamine dat geen kwaad kan voor vogels en hen terug in conditie brengt. Verder verstrekte ik wat trosgierst en extra zonnepitten, zodanig de vogel zeker de nodige vetstoffen kon opdoen en hij niet zou gaan vermageren. Na een tweetal uren ging ik terug kijken en de ruppel man zat op de bodem van de draadkooi. Hij geraakte amper vooruit en toch leek de vogel niet ziek (zijn ogen blonken en waren niet dof of waterig en zijn pluimen blonken). Ik besloot om hem in een ziekenkooi te plaatsen met de nodige zorgen, ik contacteerde mijn dierenarts om te vragen om langs te mogen komen en verhoogde geleidelijk te temperatuur van de ziekenkooi tot 30 ° C. Want een plotse temperatuurstijging is zeer slecht voor de vogels. (Kun je voorstellen dat je plots van onze temperatuur naar een evenaarstemperatuur gaat, daar ben je ook even niet goed van). Na enkele uren was de vogel overleden. Hij had geen gewicht verloren en bleek geen sporen van ziekte te hebben. Ik besloot om de dierenarts een autopsie te laten uitvoeren en/of de vogel naar een labo te sturen voor een volledig onderzoek om zo de exacte doodsoorzaak te weten te komen. Na +/- een 10 tal dagen kreeg ik de uitslag te horen. De vogel mankeerde niks, buiten een vergrootte hartklep. Dus ik moest mij geen zorgen maken voor besmettelijke ziektes. Een maand later, had ik het identieke voorval met de ruppel pop. Ook deze overleed en autopsie en verder onderzoek bracht geen helder licht. Ze konden gewoon niets vinden. Zo ging het gedurende het volgende half jaar voort tot ik een ruppel man had die iets andere symptomen had. Deze vogel vermagerde. Na een behandeling met baytril (want er waren geen wormeieren ontdekt in de mest en alles wees op een bacteriële infectie) kreeg ik hem erdoor. Maar de vogel kreeg ontstoken ogen. De dierenarts beval me een oogzalf aan die ik ’s morgens en ’s avonds moest toedienen. Hij gaf de vogel ook een vitaminespuit. Maar dit alles hielp niet er kwam geen verbetering in de ogen van de vogel. Eerder ging het van kwaad naar erger. Een tweede bezoek bij de dierenarts hielp ook niet veel, desondanks andere medicamenten en rechtstreekse inspuitingen onder het ooglid. De vogel werd blind.

Maar wat kan nu toch in hemelsnaam de oorzaak van al mijn plotse sterftes geweest zijn? In een van de parkietentijdschriften las ik een artikel over kaapse papegaaien. Hier beschreef de auteur, dat hij problemen ondervond bij kaapse papegaaien van zodra er iets in hun leefomgeving veranderde. Bv. een nieuwe bewoner in een aanpalende volière. Deze verandering creërde een stresstestand, waardoor hij ene plotse sterfte had bij zijn kaapse. Ik dacht meteen aan mijn ruppels en veronderstel dat dit ook de oorzaak kon zijn. Want ik had tenslotte ook veranderingen in hun omgeving aangebracht. Namelijk een aantal bonte boeren en roodbuiken waren buren geworden. Deze verandering kon de ruppels in een stresstoestand gebracht hebben en leidde tot de plotse dood. Toen herinnerde ik ook de woorden die mijn dierenarts helemaal in het begin bij de aanschaf van de ruppels zei: Er zijn weinig import ruppels die zich na een jaar geacclimatiseerd hebben, vele halen het jaar niet. Momenteel heb ik 2 paartjes ruppels waar ik mee kweek en heb ik geen enkel probleem meer met de vroegere problemen.

Voeding

Zijn voedsel vindt hij er overwegend in de bomen. Hij eet daar van de boomzaden, de vruchten, de noten en de bessen. Verder is hij verzot op wilde vijgen en de zaden van inheemse bomen als Acacia nigrescens, Pseudocadia, Zambesiaca, Andansonia digitata en de nectar uit de bloemen van Kigelia Pinnata. Maar ook mais in de kolf en tarwe behoren tot het menu.

Net zoals dit het geval is bij de Senegalpapegaai, een andere en meer gekende Poicephalussoort, is het een aanrader om deze vogel in de volière een olierijke zaadmengeling aan te bieden. Dit stimuleert bij hen de broeddrift. Persoonlijk opteer ik voor de african loro parque mix van de firma Versele-Laga. Nu en dan een toevoeging van wal- en hazelnoten kan beslist geen kwaad. Let wel: noten zijn zeer snel beschimmeld. Hou er rekening mee! Driemaal per week beschikken ze over vers kiemzaad dat bestaat uit de kiemzaadmengeling van de firma Versele-Laga en ook de dinner mix van de firma Versele-Laga wordt weekelijks verstrekt. Dagelijks is er vers drink – en badwater. Sepia, jodiumsteen en een gritmengeling van oestergrit, scherpe maagkiezel en klassieke grit ontbreken nooit. Deze zaken hebben alle vogels nodig om hun lichaam van de nodige mineralen en vitaminen te voorzien. Wekelijks krijgen ze calcium bij hun drinken gevoegd. Dit wordt gegeven om eventuele kalkproblemen, eigen aan deze soort, te vermijden. Weet dat de Poicephalussoorten om veel kalk vragen. Een gemis eraan leidt tot jonge vogels met misvormingen als spreidpoten, misvormde tenen en een kromme rug. Daarom verstrek ik 1 maal per week gedurende het ganse jaar Calci-Lux van de firma Versele-Laga in het drinkwater. Als ze jongen hebben is dit dagelijks. Verse takken en dennenappels worden geregeld gegeven als bezigheid. Deze vogel houdt ervan om besproeid te worden en is, eens aan zijn baasje gewend, niet schuw. Verder krijgen mijn vogels elke dag een mix van vier soorten fruit en/of groenten die dagelijks varieert. Zo is er keuze uit appel, peer, druif, banaan,granaatappel, komkommer, wortel,tomaat, bessen, papaya, rode biet, paprika en vijgen. Het eivoer dat ik geef bestaat uit drie verschillende merken gemengd met wit brood, rusk, biergist, vitaminen en natgemaakt met appel, wortel en/of rode biet. Ik geef een mengeling van Orlux gold paté, orlux tropical fruit paté en orlux insect paté als eivoedermengeling.

Kweek

Bij een koppel waar het klikt, zoals we zeggen, is het een opvallend feit dat man en pop ervan houden om elkaar voortdurend te aaien. Ze zijn omzeggens onafscheidelijk. Naar wordt gezegd zouden de Poicephalussoorten beter kweken in kooien dan in volières. Ik plaats toch in de toekomst de ruppels in een volière van minimum 2-2.5 meter lang op 2 meter hoog en 1.5-2 meter breed. De kweekperiode situeert zich in de periode oktober tot maart hoewel er gevallen zijn dat deze vogel het ganse jaar door kweekt en meerdere rondes durft doen. De pop legt twee tot drie eieren die door haar in ± achtentwintig dagen worden uitgebroed. Na vierenvijftig dagen vliegen de jongen uit en na nog eens vijf tot zes weken zijn ze zelfstandig. De jongen worden gering op een leeftijd van +/- 16 dagen met een 7 mm gesloten ring.