De kraagpapegaai, een buitenbeentje onder de papegaaien

Het enige lid uit het geslacht Deroptyus is een wel zeer opvallende vogel die zich kenmerkt door de kastanjebruine verlengde nekveren, die met een blauwe rand als een kraag of waaier opgezet kunnen worden. Het opzetten van die kraag gebeurt uit angst, maar ook bij voor de vogel plezierige gebeurtenissen.

Frans:Perruche à tête aigle

Engels: Hawk-headed Parrot

Duits: Faecherpapagei

Wetenschappelijk: Deroptyus a. accipitrinus

Beschrijving

  • Man: Kraag: wanneer opgezet is er duidelijk een blauwe band zichtbaar. Voorhoofd: wit. Borst en buik: roodachtig met blauwe randjes aan de veren. Algemene lichaamskleur: groen maar aan de basis van de staart zit aan de bovenzijde een rode vlek. Oogring: grijsachtig wit. Bek: grijs/zwart. Iris: geel. Poten: grijs. Grootte: ± 35 cm. Ondersoort: D.a. fuscifrons die een donkerbruin voorhoofd heeft.
  • Pop: Over het algemeen is de pop wat kleiner dan de man. Verder bezit ze een kleinere snavel en is haar oogring lichter van kleur.
  • Juveniel: Onvolwassen exemplaren hebben wat groen op de kop en de blauwe randjes aan de veren zijn wat groenachtig.

Herkomst

Deze soort komt uit het Amazonebekken (= de beide Guyana’s, Brazilië, Colombia, Peru, Zuid- Venezuela en Oost-Ecuador). Daar leeft hij paarsgewijs of in kleinere groepen. De kraagparkiet broedt in de natuur van november tot april. Hiervoor wordt een boomholte gebruikt waar ook buiten de broedtijd de nacht wordt in door gebracht. Er worden doorgaans twee tot drie eieren gelegd die de pop in circa zesentwintig dagen uitbroedt. Na ongeveer negen weken verlaten de jongen het nest. Vaak wordt slechts één jong grootgebracht. De jonge vogels worden hoofdzakelijk door de man gevoederd.

Dreighouding

Ofschoon er wel vogels geëxporteerd zijn, zijn ze toch nooit talrijk geweest in avicultuur. Ook is er bij het fokken niet veel resultaat geboekt. Voor ik deze tekst neerschreef heb ik met twee kwekers van de kraagpapegaai contact opgenomen. Hun bevindingen werden in deze tekst verwerkt. Het gaat om de Braziliaanse biologe Márcia Weinzettl Pinheiro en de Duitse liefhebber Oscar Gross.

Als ik deze mensen geloof ligt de reden van het niet kweken in hun onverdraagzame aard. De liefhebber moet er zich van bewust zijn dat deze vogel buitengewoon agressief uit de hoek kan komen. Zo moet u er rekening mee houden om, wanneer er twee vogels worden samengebracht, er best ook twee voederplaatsen zijn. Bedenk dat de meest dominante van de twee de andere vogel van de eetplaats zal weghouden.

Spectaculair hierbij is de dreighouding. De kraag wordt hierbij opgericht en de vogel zwaait met zijn lichaam heen en weer op een zeer dreigende manier terwijl er een jankend geluid wordt gemaakt. In de meeste gevallen volstaat dit om de vijand af te schrikken. Het geluid dat hierbij wordt geslaakt is een herhaald “tak-heeya” dat zowel fluisterend als zachtjes als schril kan klinken.

Voedsel

De voeding moet bestaan uit veel verse vruchten. Vooral palmvruchten van het genre Attalea fagifolia, Astrocarycum tucumoides en Astrocarycum tucumana) zijn hierbij belangrijk. Verder komen ook bessen, noten en groenten in aanmerking net zoals zaden, zonnebloempitten, trosgierst en groenvoer. Fruit (banaan, peer, meloen, druif, appel en appelsien) zijn welgekomen. Ook rozenbottel, halfrijpe mais en gekiemde zaden dienen te worden verstrekt. Tijdens de broedperiode kan er ook brood met melk gegeven worden.

Het is absoluut nodig om de kraagpapegaai een zo’n gevarieerd mogelijke voeding voor te zetten. Het gebeurt vaak genoeg dat geïmporteerde vogels niets anders eten dan fruit en zaad. Hier is de aandacht van de liefhebber beslist nodig. Een waaier van diverse voeding dient te worden gegeven tot zelfs de koppigste vogel er van eet. Een goed middel om de vogels toch te doen eten bestaat er in om ze pas tegen de avond wat zaad te geven. Dit lijkt geforceerd maar het helpt in elk geval om de vogels te leren eten wat voor hen goed is.

Het is nodig om iedere dag de kraagpapegaai goed in het oog te houden. Een exemplaar dat onvoldoende eet wordt onherroepelijk een zwakke vogel maar bedenk wel dat beslist moet vermeden worden om een teveel aan zonnepitten en saffloer te geven bij de overschakeling. Het gebeurt dat de kraagpapegaai alleen en alleen maar deze zaden gaat en blijft eten.

In verband met de voeding meld ik graag dat Márcia een zaadmengeling geeft voor parkieten dat ook wildzaad bevat zoals o.a. de milletsoorten en witzaad. Verder is er een uitgebreide keuze uit fruit en groenten.

 

Gross geeft als hoofdvoeding een mengeling van gestreepte en witte zonnebloempitten, een zelf samengestelde zaadmengeling van kleine zaden maar ook dagelijks een mix van gekiemde zaden, eivoeder en mineralen. Verder geeft ook hij het reeds geciteerde groenten en fruit.

Het spreekt ook voor zich dat er een jodiumsteen en grit moet aanwezig zijn. Dit grit is belangrijk omdat het in het tweede gedeelte van de spiermaag belandt en daar dient om het voedsel letterlijk te malen.

Tot slot, wat de voeding betreft, is het goed om weten is dat de kraagparkiet er niet van houdt om op de grond gevoederd te worden.

Ziekten

Zowel Márcia als Gross hebben wat ziekten en stergevallen betreft niet echt opmerkingen. Wel stelt Márcia dat ze preventief een medicijn geeft maar voor Gross is een uitgebreid dieet de beste remedie om ziekten te voorkomen en daar sluit ik mij volledig bij aan.

Karakter

Naast zijn agressieve aard moet de liefhebber zich goed realiseren dat de vogel zeer luidruchtig kan zijn. Hoewel, Gross stelt dat dit zeer overdreven is. Hiertegenover staat dat het om een speelse en actieve soort gaat. Hier gekweekte vogels zullen zich bovendien sneller hechten aan hun verzorger dan ingevoerde exemplaren. Deze laatsten gaan overigens ook vlugger over tot verenplukken.

Eens geacclimatiseerd is de kraagpapegaai een zeer harde vogel die bovendien heel graag een waterbad neemt. Een ander feit is dat het om een knaaglustige soort gaat; knaagtakken moeten dan ook steeds aanwezig zijn.

Huisvesting

Als we alles zouden geloven wat er in boeken wordt geschreven dan zou de kraagpapegaai een volière nodig hebben van 3 x 1,5 x 2 m met een aanhorend binnenhok van 2,5 x 1,5 x 2 m. Pas geïmporteerde vogels zouden ondergebracht moeten worden in volières die ± 25°C verwarmd zijn om ze dan stelselmatig naar een temperatuur van 15° C te brengen. Hier tegenover staan dan de ervaringen van de reeds geciteerde liefhebbers.

Zo houdt Márcia haar kraagpapegaaien, maar ook haar andere Zuid-Amerikaanse papegaaien, in draadkooien van 1,2 x 0,7 x 0,75 meter en op 1,45 meter van de grond. Oorspronkelijk begon zij met volières van 1,6 x 2 x 1,8 meter hoog, maar met de kleinere kooien was het resultaat beter.

Márcia krijgt vaak ook vogels van de regering toegewezen die door illegale vogelvangers werden verminkt aan de vleugels. In een dergelijke kooi kunnen deze vogels toch voor nakomelingen zorgen. Een dergelijke kooi is ook zeer geschikt om de vogels te bestuderen en zijn goedkoop in aanmaak en makkelijk in het onderhoud.

Gross kweekte de kraagpapegaai vroeger in een buitenvolière met een vorstvrij binnenhok en een slaapnest natuurlijk. Zowel de binnen- als de buitenvolière had een afmeting van 2 x 1 x 2 meter. Zijn nieuwe volières zijn 2,60 x 1 x 1,5 meter (= binnenvolière) en 2,6 x 1 x 2 meter (= buitenvolière) groot.

Op de bodem van de volière heeft hij beton gegoten en daarover zand en kiezels gestrooid; zo wordt het ongedierte buiten gehouden. Het voordeel van de draadkooi is dat de vogels altijd netjes zitten en dat ongedierte er niet snel zijn gading in vindt.

Zoals u ziet zijn er meerdere manieren om de kraagpapegaai goed te huisvesten.

Kweek

Kweken met de kraagpapegaai lukt niet wanneer hij teveel gestoord wordt. De vogel is erg gevoelig voor de minste verandering in en om de volière. Zelfs een tam exemplaar is zeer agressief tijdens de kweektijd en een geïmporteerde kan zeer schuw zijn.

Ook bij deze soort wordt de paring vooraf gegaan door de balts. Deze balts werd op heden door slechts zeer weinig liefhebbers aanschouwd maar het zou er op neer komen dat de man de nekveren opricht en de pop voedert.

Als nestkast geeft Gross een natuurstam met een dikte van drie cm. Maar een zelfgemaakte nestkast vindt hij gemakkelijker om te onderhouden. De afmetingen zijn 60 x 30 cm x 30 cm. Het invlieggat is 8 cm. Naar de ervaring van Gross neemt een paar dat in broedstemming is zeer gemakkelijk de grootste nestkast aan.

De eerste kweekervaring van Gross dateert van twintig jaar geleden. In 1984 legde zijn paar voor de eerste maal drie eieren die in zesentwintig dagen werden uitgebroed. De jongen bleven ± tien weken in de nestkast. Met dit paar heeft hij twaalf jaar gekweekt met telkens één tot twee broedsels per jaar met één tot drie jongen per nest. Van dit paar, dat in 2000 stierf, had Gross dus dertig nakomelingen!

In 2002 had hij een nieuw stel dat reeds in augustus van dat jaar tot kweken overging. Hieronder het verloop van het broedsel:

  • 1 augustus: Pop zit overdag in de nestkast.
  • 2 augustus: Eerste ei.
  • 4 augustus: Tweede ei.
  • 6 augustus: Derde ei.
  • 28 augustus: Eén ei aangepikt. De twee andere afgestorven.
  • 30 augustus: Jong gekipt.
  • 1 november: Jong verlaat het nest.
  • 30 januari: Begin van de tweede ronde.

Handopfok

Reeds veel is er gezegd en geschreven over handopfok van parkieten en papegaaien. Een groep kwekers stelt dat hand opfokte vogels slechte broeders/ouders zijn en er is een groep mensen die precies het tegendeel beweren. Specifiek tot de kraagpapegaai stelt ik:

Een met de hand grootgebrachte kraagpapegaai kan ook als kweekvogel gebruikt worden. Degene die zo weinig mogelijk betutteld wordt en grootgebracht is geworden samen met andere jonge kraagpapegaai of tenminste met andere papegaaien in dezelfde kooi zal als volièrevogel goed presteren. De kraagpapegaai die geïsoleerd met de hand is grootgebracht, zal nooit een goede kweekvogel worden. Als huiskamervogel daarentegen is hij wel geschikt. Is de man van een broedpaar met de hand grootgebracht dan zal het paar niet zo goed kweken. Een met de hand grootgebrachte man zal zich eerder met zijn verzorger binden in plaats van met zijn pop. Onbevruchte eieren zijn dan het resultaat. Als de pop van het paar een handopfok is en de man een wildvang, dan heeft dit paar een grote kans dat het voor nakweek zal zorgen. Het beste is natuurlijk dat beide ouders geacclimatiseerde of in volières gekweekte vogels zijn. De stelling dat handopfok waardeloos is voor de kweek is niet helemaal correct.

Verder vindt Gross dat, net als ik overigens, dat handopfok enkel zou toegepast mogen worden in noodzaak of bij bedreigende soorten. Bij het grootbrengen van vogels met de hand wordt vaak het product Nystatine gebruikt. Dit is een schimmeldodend middel, om candidiasis te voorkomen. Wat veel kwekers vergeten is dat hierdoor de darmflora van de vogels wordt aangetast.

Er zijn drie belangrijke redenen waarom de ouders de jongen niet voeren, of waarom ze plotseling met voeren stoppen. En wel:

  1. Onervarenheid. Een paartje dat nooit eerder jongen heeft grootgebracht laat soms zijn eerste jongen verhongeren. Daarna kunnen ze toch goede ouders worden.
  2. Een tweede reden is dat een jong sterk afgekoeld of ziek is. Het kan dan te zwak zijn om te bedelen. Soms gebeurt het dat ervaren ouders met voeren stoppen terwijl het betreffende jong ogenschijnlijk niets mankeert. Wordt dat jong uit het nest gehaald en met de hand gevoerd, dan blijkt vaak dat ook deze methode niet helpt. Er is toch met het jong iets mis en de ouders hebben dat blijkbaar instinctief aangevoeld.
  3. De derde reden zijn storingen. In dat geval krijgen alle jongen geen voedsel meer. Katten of ratten zijn hiervan vaak genoeg de oorzaak, of nog de verzorger zelf.

Slot

Met dit artikel wou ik de lezer laten kennismaken met de kraagparkiet, maar er hem toch ook op wijzen dat niet steeds alles klakkeloos moet aangenomen worden wat in boeken staat en zogenaamde experts zeggen. Beter is het ervaringen via ons maandblad te delen met andere liefhebbers. Laat ik hierbij zowel Márcia als Oscar Gross danken voor hun bereidwillige medewerking!